Als ik tijd had, zou ik je helpen. Wat zou jij doen in mijn situatie? Ik zou graag op vakantie willen gaan.
Zou je het raam kunnen sluiten, alsjeblieft? A: Stel je voor dat je de loterij zou winnen. Wat zou je dan doen? B: Goh, moeilijke vraag! Ik denk dat ik eerst een lange reis zou maken. Ik zou graag de wereld willen zien. A: En zou je stoppen met werken? B: Misschien niet meteen, maar ik zou wel minder uren gaan werken. Als ik meer vrije tijd had, zou ik een nieuwe hobby oppakken. A: Klinkt goed! Ik zou een huis kopen aan zee als ik jou was. B: Ja, dat zou ook heerlijk zijn! Zou je me dan komen opzoeken?
We zouden gisteren zijn gekomen, als we niet ziek waren geweest. Hij zou dat nooit doen!
Zou je het leuk vinden om mee te gaan? Je zou meer moeten studeren als je wilt slagen.
Hij zei dat hij later zou komen.