This vocabulary helps you describe what people look like (appearance) and what they are like as individuals (personality).

Appearance (Uiterlijk):

• General:
• mooi (beautiful, handsome)
• lelijk (ugly)
• knap (handsome, good-looking)
• jong (young)
• oud (old)
• Height:
• lang (tall)
• kort / klein (short)
• gemiddelde lengte (average height)
• Build/Weight:
• dik (fat, thick)
• dun / slank (thin / slim)
• mager (skinny)
• gespierd (muscular)
• Hair (Haar):
• Color: blond, bruin, zwart, rood, grijs, wit
• Style/Length: lang, kort, halflang (medium-length), steil (straight), krullend / krullen (curly / curls), golvend (wavy), kaal (bald)
• Hij heeft blond haar. (He has blond hair.)
• Zij heeft korte krullen. (She has short curls.)
• Eyes (Ogen):
• Color: blauwe, bruine, groene, grijze (Note the -e ending)
• Zij heeft blauwe ogen. (She has blue eyes.)
• Other Features:
• bril (glasses) - Hij draagt een bril. (He wears glasses.)
• baard (beard)
• snor (moustache)

Personality (Persoonlijkheid / Karakter):

• aardig / vriendelijk (nice / friendly)
• onaardig / onvriendelijk (unfriendly)
• lief (sweet, kind)
• grappig / humoristisch (funny / humorous)
• serieus (serious)
• rustig (calm, quiet)
• druk (busy, energetic)
• slim / intelligent (smart / intelligent)
• dom (stupid)
• spontaan (spontaneous)
• verlegen / timide (shy / timid)
• zelfverzekerd (confident)
• onzeker (insecure)
• eerlijk (honest)
• oneerlijk (dishonest)
• behulpzaam (helpful)
• geduldig (patient)
• ongeduldig (impatient)
• optimistisch (optimistic)
• pessimistisch (pessimistic)
• creatief (creative)
• sportief (sporty)
• muzikaal (musical)

Example Sentences:

• Mijn zus heeft lang bruin haar en groene ogen. (My sister has long brown hair and green eyes.)
• Hij is een lange, slanke man. (He is a tall, slim man.)
• Zijn leraar is erg geduldig en behulpzaam. (His teacher is very patient and helpful.)
• Ik vind haar een beetje verlegen, maar wel aardig. (I find her a bit shy, but nice.)

Used to give descriptions of people encountered or known.