a1-34-reading

Wat wil jij drinken? Ik wil graag een kopje thee drinken. Wil jij koffie? Nee, ik wil geen koffie. Ik wil liever water.

Hij wil een nieuw boek kopen. Zij wil vanavond naar de film gaan.

Wij willen Nederlands leren. Willen jullie ons helpen? Ja, wij willen jullie graag helpen.

Zij willen op vakantie gaan. Waar willen zij naartoe gaan? Zij willen naar Spanje gaan.

Wil het kind spelen? Ja, het wil met de bal spelen.

Ik wil nu naar huis.

Dag!